Onlangs verscheen het fotoboek Een uitkijktoren aan de Hoofdstraat. Drenthe in de jaren zeventig van Johan Nauta (1957).
Met een fotocamera om zijn nek begon hij als tiener het alledaagse leven in zijn woonplaats Hoogeveen vast te leggen. Maar hij trok er ook op uit om andere plaatsen en gebeurtenissen in Drenthe in beeld te brengen.
Veertig jaar later komt hij de negatieven weer tegen en maakt er een selectie uit voor een boek: “Een staalkaart van het dagelijks leven toen, een selfie van Drenthe gezien door de ogen van een jongen die er opgroeide”, aldus de achterflap.
Sophie van Steenderen – overigens opgegroeid in het Drenthe van de jaren tachtig – legde Johan Nauta een aantal vragen voor.
In je inleiding schrijf je hoe de fotocamera een duw in de rug was om als zestienjarige jongen de wereld te gaan ontdekken. Wat hoopte je dat de fotografie je zou brengen? Of wáár hoopte je dat de fotografie je zou brengen? En wat is daarvan werkelijkheid geworden?
In de jaren zeventig was fotografie een actueel medium. Zoals nu internet de wereld dichterbij brengt, zo waren fotografen in die tijd de boodschappers van wat er in de wereld – dichtbij en veraf – gebeurde. Bladen als Vrij Nederland aan de ene kant en Avenue aan de andere kant werden geroemd om de fotografie. Mij sprak de fotografie van mensen als Ed van der Elsken en Cor Jaring aan: geen technische perfectie, maar dicht op de huid. Na mijn middelbare school ging ik naar de kunstacademie voor de vakken fotografie en illustratie. Echter, de lessen fotografie waren vooral technisch. Tegelijk ontdekte ik het vak grafische vormgeving. Toen viel het kwartje en verdween de fotografie na verloop van tijd naar de achtergrond. Grafische vormgeving werd mijn afstudeerspecialisatie.
Zelf benoem je in je boek hoe groot het verschil is tussen foto’s nemen toen en nu, in de tijd van social media. Een jongen van 16, 17 jaar oud zou tegenwoordig waarschijnlijk totaal andere foto’s maken. Natuurlijk is het wat gechargeerd, maar ik denk dat veel jongeren nu met hun foto’s vooral bezig zijn de ‘wereld’ te laten zien wie zíj zijn, in plaats van middels foto’s proberen de wereld te zien. De onderwerpen die in jouw foto’s van weleer aan bod komen stroken in veel gevallen niet bepaald met de belevingswereld van een puber – bejaarde dames, kerkbanken, een slachthuis…Waar kwam die nieuwsgierigheid vandaan? En had je destijds een plan met de foto’s die je maakte?
De nieuwsgierigheid werd aangewakkerd door een documentaire die ik zag over fotograaf Ed van der Elsken, maar ook door tv-reportages van de VPRO op zondagavond. Vooral Van der Elsken liet zien dat de onderwerpen op straat liggen en dat iets dat ogenschijnlijk gewoon is, toch ook uniek kan zijn. Later werd ik lid van een fotoclub met jongens van dezelfde leeftijd. De leiding stuurde je gericht op pad om foto’s te maken. ‘Fotografeer de bejaarden in je woonplaats’ was zo’n opdracht. Na afloop selecteerde je de beste foto’s, drukte die af om ze vervolgens met z’n allen te bespreken. Daarna verdwenen ze vaak in een doos. Mijn boek is daarom als het ware ook een inhaalslag.
“Je moest zuinig zijn en vooraf keuzes maken, je had immers maar 36 opnamen op een rolletje” schrijf je. Kon je bij het bekijken en selecteren van de foto’s nog terughalen welke keuzes je destijds maakte en waarom?
Ha, ha, het eerste criterium toen was dat de foto toch wel scherp moest zijn en voldoende contrast had. Ook compositie was belangrijk, maar in veel gevallen ook wàt je wilde laten zien: dat kon een markante kop zijn, maar ook alledaagse dingen met de bedoeling er op een andere manier naar te kijken.
Je woont en werkt nog steeds in Drenthe. Wat is in jouw optiek het grootste verschil tussen het Drenthe in de jaren 70 en het Drenthe van nu?
Tussen de foto’s in het boek en nu zit ruim veertig jaar. Op veel punten is Drenthe niet eens zoveel veranderd. De sfeer in de foto’s kun je ook nu nog vinden. Wat wel veranderd is, is mijn toenmalige woonplaats (Hoogeveen), de plaats waar ik opgroeide. Waar toen het centrum van de plaats zich haast vanzelf vormde, wordt de stadsinrichting nu gedicteerd door kunstmatige en ambtelijke ingrepen. Het was één van de redenen om naar een andere plaats (Meppel) te verhuizen.
Samen met je vrouw Nel houd je de website Drentwatchers bij. Wat was de aanleiding om daarmee te starten?
Iemand attendeerde ons op een beeldentuin in Drenthe waar wij – als inwoners van Drenthe – nooit geweest waren. Omgekeerd wist die persoon het bestaan van een zekere galerie in Drenthe niet. De aanleiding van drentwatchers.nl is dus lezers te attenderen op wat er in je directe omgeving te zien en te doen is op breed cultureel gebied. We weten dat de lezers van de website vaak onze tips opvolgen en dat de site gewaardeerd wordt.
Hoe belangrijk is voor jou de aanwezigheid van kunst en cultuur in je eigen omgeving/regio?
Heel belangrijk! Zoals je soms toe bent aan een goed glas wijn, zo heb ik ook honger naar kunst. Iets moois zien, iets nieuws zien, iets helemaal anders zien. Daartoe moet ‘kunst’ voorhanden zijn. Drenthe biedt zeker een breed scala aan kunst, maar voor mij persoonlijk mag het wel iets meer zijn.
Welk kunstwerk in Drenthe zou iedereen in Nederland moeten kennen?
Poeh, dat is persoonlijk. Wat ik een mooi voorbeeld vind wat kunst kan doen, zijn de bushokjes aan de Asserweg in Beilen. Een combinatie van monument, functionaliteit en esthetica. De beide bouwwerkjes aan weerskanten van de straat dienen als bushokje, zijn tegelijk een herinnering aan de bevrijding van Beilen door de Canadezen in 1945 en is door de kunstenaarshanden van Onno de Ruijter gemaakt. Het staat niet pontificaal in de open ruimte, je rijdt er zo aan voorbij, maar telkens als ik de bushokjes zie, krijg ik een goed gevoel. Er is over nagedacht en er is een kunstenaar bij betrokken geweest die zijn signatuur heeft achtergelaten. Wat ik er mee wil zeggen is dat kunst niet altijd in een museum of in een park staat. Kijk dus goed om je heen.
In de inleiding van je boek schrijf je dat je eigenlijk weer een camera zou moeten kopen. Vastleggen wat alleen vandaag te zien is. Wie of wat in Drenthe zou je op dit moment absoluut de moeite van het vastleggen waard vinden?
Daar zou ik nou juist niet over willen nadenken. Wel zou ik verder willen gaan waar ik toen in het eerste jaar van de kunstacademie gestopt ben. Weer de straat opgaan, de onderwerpen opzoeken, de alledaagse dingen die toch bijzonder zijn. En dan bovenal zien te voorkomen dat je de zoveelste Instagramfotograaf wordt. Het mag wel een beetje rauw zijn.
Het fotoboek is te bestellen via www.johannauta.nl