In het najaar van 2016 krijgt Flevoland er een zevende landart kunstwerk erbij: Pier+Horizon. In het Zwarte Meer bij de Noordoostpolder realiseert kunstenaar Paul de Kort een kunstwerk dat water, land en horizon bij elkaar brengt: “het gaat om het ervaren van het Sublieme”. Maar hoe komt zo’n in het landschap opgenomen kunstwerk nu tot stand?

11 februari 2014 ontvangt Paul de Kort een telefoontje van Jaap Lodders, gedeputeerde van de Provincie Flevoland, met de boodschap dat zijn ontwerp voor het zevende landschapskunstwerk in de polders is uitverkoren. Hij dacht al wel dat hij een goede kans maakte, zeker na de presentaties van de ontwerpen door verschillende kunstenaars in Emmeloord, maar het geeft toch iedere keer weer een kick en euforie als je aan zo’n grote opdracht mag gaan werken.

Overleg met belanghebbenden

Bij het maken van het schetsontwerp voor deze opdracht voerde Paul al veel gesprekken met de belanghebbenden van het gebied waar het kunstwerk moet komen: Rijkswaterstaat, het waterschap, de provincie, Natuurmonumenten, de gemeente. Deze gesprekken leveren soms een belangrijke bijdrage in het ontwikkelproces. Zo hoorde hij van zijn contactpersoon bij Natuurmonumenten het verhaal dat van de voormalige strekdam naar Oud Kraggenburg nog steeds resten op de bodem van het Zwarte Meer liggen.

Strekdam in het Zwarte Meer

Deze oude strekdam naar het lichtwachtershuis op een kunstmatige terp, Oud-Kraggenburg moest de verbinding van Zwolle met de zee behoeden voor verzanding. Oud-Kraggenburg ligt nu in de Noordoostpolder en de strekdam is grotendeels verdwenen onder het oppervlak van het Zwarte Meer.

Rode draad

Deze oude strekdam, die loodrecht op de dijk van de Noordoostpolder ligt, is de rode draad in het ontwerp voor Pier+Horizon. Paul de Kort wil deze dam of pier weer gedeeltelijk boven water halen, zodat bezoekers vanaf de dijk het water weer op kunnen lopen. De pier vervult een centrale rol in een netwerk van palen, waaraan drijvende kraggen zijn verbonden. Kraggen zijn drijvende, begroeide stukken trilveen; dit materiaal werd in de 19e eeuw gebruikt als funderingsmat voor de aanleg van de strekdam en het eiland onder het lichtwachtershuis Oud-Kraggenburg.

Verhalen

Uiteindelijk komen in het kunstwerk 3 verhalen bij elkaar. Naast het verhaal van de strekdam is er ook het verhaal van de inrichting van de polder volgens de Centrale-plaatsentheorie van Christaller: het grid van palen waaraan de drijvende kraggen zijn verbonden verwijst daar naar. Tot slot is er de associatie met Mondriaan die in zijn schilderij Pier en Oceaan (1914) het lijnenspel van een pier die de zee insteekt verbeeldt. Paul de Kort: “maar de strekdam, de Centrale-plaatsentheorie en de drijvende kraggen zijn echt sturend in mijn ontwerp”.
“Tijdens het maken van het definitieve ontwerp is er een en ander aangepast, maar deze elementen moesten blijven. Ook het belangrijke uitgangspunt dat het publiek het water op kan lopen vond ik belangrijker dan de materialisatie van de pier. Voor mij is het belangrijk dat de bezoeker de sublieme ervaring kan beleven door midden op het water het uitzicht, het licht, de lucht, het geluid, kortom alle elementen op zich in te laten werken.”

Grote karekiet

Aanvankelijk opperde Natuurmonumenten het idee om de oorspronkelijke strekdam van stortsteen gedeeltelijk te herstellen, maar vanwege natuureisen bleek dit niet te mogen. In de buurt bestaan rietkragen waarin bijvoorbeeld de grote karekiet nestelt, een beschermde vogelsoort, en daarvoor hebben deze rietkragen een bepaalde golfslag nodig. Daarom heb ik het ontwerp aangepast in een vlondersteiger op palen die net boven het water ligt, zodat de golven er onder door kunnen.

Samenwerking

“Intussen ben je bezig met 3, 4 bedrijven om alle onderdelen van het werk te laten maken. De drijvende kraggen moeten bestand zijn tegen stormen en ijsgang. Een bedrijf dat zinkstukken maakt voor dammen en dijken, bouwt nu de kraggen en legt ze nu al in het water, zodat de jonge aanplant op de kraggen voldoende tijd heeft om stevig te wortelen. De drijvende matten liggen in een frame dat weer op een speciale manier verbonden wordt met de palen; ze moeten op de wind kunnen bewegen. “

Vergunningen en fondsenwerving

In september vorig jaar zijn de uitgebreide ontwerptekeningen aan de stuurgroep van de provincie gepresenteerd en enthousiast ontvangen. Dan moeten de vele vergunningen worden aangevraagd en moeten, vanwege de hoger uitvallende kosten, ook nieuwe fondsen worden aangeschreven. Dit gebeurt veelal door de provincie, in samenwerking met de kunstenaar. Ook het zoeken van aanvullende fondsen gaat niet altijd van een leien dakje. Sommige fondsen gaan wel mee, anderen niet en daarbij verandert het plan toch steeds op kleine punten.

Publiciteit

Daarnaast is er ook aandacht nodig voor de publiciteit. Zo wordt de start van de productie van de drijvende kraggen opgeluisterd met een bezoek van de gedeputeerde van de provincie. Er komt ook nog een tentoonstelling in het Waterloopbos bij Kraggenburg en uiteindelijk in de schouwburg in Almere, met ook aandacht voor de 6 andere landart werken.

De eerste 6 landart werken

Vanzelfsprekend zie ik ook relaties met de andere landart werken. Mijn kunstwerk speelt met oriëntatie en zichtlijnen, dat doen Morris (Observatorium) en Liebeskind ook. Eigenlijk wilde ik mijn pier precies op N.A.P. hebben liggen, wat een relatie legt met Richard Serra’s kunstwerk Sea Level. Boezem laat ook vegetatie toe als vormgevend element en Gormley verwijst als eerste echt naar het omringende water. Aan de andere kant is mijn kunstwerk dan weer het enige dat een feitelijke verbinding maakt met een cultuurhistorisch fenomeen, de strekdam naar het Lichtwachtershuis.

Multitasking

Het is natuurlijk niet zo dat Paul de Kort nu fulltime met dit kunstwerk bezig is. Hij heeft ongeveer 10 projecten tegelijk lopen in verschillende stadia van ontwikkeling en afronding. Zijn laatst afgeronde project is een oeverzwaluwwand in Veenendaal; een nieuw project speelt zich af op het oude vliegveld Twente.

“uiteindelijk is het kunst”

Ontwerpen, uitwerkingen en tekeningen ontstaan vooral op de computer. Zelf steekt hij de schop nauwelijks in de grond. Zeker bij de uiteindelijke uitvoering staat hij er graag en veel met zijn neus bovenop. Hoewel zijn kunstwerken altijd de natuur raken vindt hij zichzelf geen echte natuurvorser: “Uiteindelijk is het kunst, daar ijk ik alles aan. In eerste en in laatste instantie is het een kunstwerk.”